Nabeschouwing Hel van het Noorden met Cornelus Palsma
De voorbereiding op de Hel begon al in de vroege ochtend van 21 augustus toen ik samen met de herr Bër “brown-fat” aan het kweken was in das Titisee, ergens in Duitsland. Uit het mistige koude meer komende werd ik toegesproken door topmodel O., waarvan je al onzeker wordt over je lichaam wanneer je naast hem staat. Hij vroeg wat de naam van het kindje was, referent naar mijn postpartum lichaam. Ik was inderdaad aangekomen.
Ik werd dus al vroeg op scherp gezet maar een extra laagje was erop gesmeerd toen ik door een fietsgroep gecomposeerd door 95+ kg G., ook bekend als NF 220 door zijn 220 kg deadlift, er in de bergen werd uitgefiets, wat best gênant is voor een af en toe lichte pik. Echter, de fietsgroep greep de kans hun strava gemiddelde omhoog te trekken door mij bij de lunchpauze achter te laten terwijl ik in het kakhuis zat. Ik eindigt dus het fietsritje met de ouwe lullen groep en met ook nog eens minder kilometers dan de G. groep. Meer had ik niet nodig om te begrijpen dat de zomerreces aan de lange kant werd en ik weer aan mijn fitheid moest werken.
De dag erna ging ik dus aan de slag door eigennis naar das Rhine Wasserfall in Zwitserland te fietsen. De akelige zicht op das wasserfall herinnerende mij aan de wedstrijd met O. in Luzern en overtuigde mij om er dit jaar weer voor te gaan.
3 maanden trainen later zat ik dan in de okibus richting Groningen. Een week daarvoor kreeg ik een app van coach M. vroegend of ik de Hel wilde starten. Daarop reageerde ik, laffelijk, dat ik alleen zou gaan als de andere gasten van de skiffgroep ook gingen. Toen ik hoorde dat zij, ook laffelijk, niet starten willend waren, herinnerende ik me aan het kakhuis incident in Duitsland. Ik besloot dus om de gasten achter te laten in Amsterdam en eigennis naar Groningen te gaan.
Op weg naar Groningen zat ik dus in de okibus met de Praeses, de wed-com, een stuurtje van de skiffgroep en een coach van de skiffgroep(de laatste drie benoemde functies refereren naar een enkele persoon). Pas na een kwartier rijden merkte ik dat het busje onverwarmde was en dat het ongehoord koud was. Ik had een vaag vermoede van de ontberingen die mij zaten de wachten. Nog een kwartier later kwam ik erachter dat mijn sokken, mijn enige paar, en mijn schoenen nog nat waren van het onder de regen fietsen richting Okeanos. Mijn voeten bekwamen snel bakstenen. Het hele rit keek ik dus met smacht uit naar ons aankomst bij Aegir waar we gezellig zouden kunnen opwarmen bij de verwarming.
Natuurlijk was er bij Aegir, net als in de Okibus, geen verwarming. Zal ik omkeren? Terug naar het geciviliseerd Amsterdam gaan? Deze gedachten vlogen snel weg toen ik me herinnerde dat ik op 21 augustus precies voor dit soort omstandigheden mijn “brown-fat” had gekweekt. Toen begon eindelijk de wedstrijd. Over de race zelf heb ik eigenlijk niet veel te zeggen behalve dat : de lucht al somber werd(het was pas 15u), de lucht wel mooi was, er zijwind was en dat ik me best fit voelde. Kortom, het was weer een tering mooie dag. Als dit nou echt de “Hel” is, maak ik me geen zorgen meer over de dag des oordeels.